Ook: höpper (Zuidwest-Drenthe Zuid), upper (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)
opper, hoop gedroogd gras
Der lig nog een opper in het kaampie, die kuj op de kaor wel holden (Eext)
Oet de öpperties strèeien
Hij springt er op as een bolle op een öpper heui (Diever)
ragge II
grote hoeveelheid(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Wat een öpper volk
As hij wat zunig andöt, kan hij der een öpper mit doen (Noordscheschut)
Al speulende een höpper leren (Pesse)
Wat heb ij een öpper wunnen met knikkern (Sleen)
Van die rommel hef hij een hiel höpper liggen (Ruinerwold)
Hij had een hiele öpper zitten
Hij kan een hele öpper op (Diever)