örder de, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: urder (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), order (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid)

  1. orde

    Daor is wal örder en regel (Anderen)

    Daor mus örder op zaeken esteld worden (Uffelte)

    Ik zin niet al te goed in örder

    Het is der niet in örder

    De ofvoer van de putte is niet in order (Broekhuizen)

    As een peerd gien droeven hef, is het niet in örder (Dwingelo)

    Het is an de örder van de dag (Eext)

    Zie hebben alles goud in örder

    Wij hebt het drok had met de verhoezing, mar non hew alles op örder (Borger)

    Ie hebt natuurlijk de boel uut örder

    Ik had het peerd wat oet örder

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...