achterhalen werkwoord, zwak
  1. achterhalen

    De plietsie het hum wal achterhaald

    Wel dat zegd hef, kun je toch niet meer aachterhaolen (Balloo)

    Dat geld is al lange op, dat kuj niet meer achterhalen (Elim)

    Dat was nog wal te achterhalen, het was net gebeurd (Weerdinge)

    Het kwaod wordt meesttieds wal achterhaald (Beilen)

    De leugen kuj mit de waorheid achterhalen (Ruinerwold)

    Zie ook:
  2. in

    Griep moej goed uutvieren, want het wil nog wel ies achterhaelen

    waren ze weer in goede doen geraakt

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...