achterhek het
  1. uitneembare achterwand, afsluithek, van een boerenwagen

    Het achterhekke bij vervoer van törf, holt etc. (Zuidwolde)

    Het achterhek is de achterwand van de langwagen (Sleen)

    Hij had onderweg het achterhekke verleuren (Wapserveen)

    Het achterhekke is een deel van de heuirik van de boerenwagen (Koekange)

    etc (be:Vri), ...

    achterschot, achterbred

    scheufsel

    Zie ook:
  2. rugleuning van stoel(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Zie ook:
  3. hek aan de achterkant

    As doe de baisten in de waide dust most doe het achterhekkie ook even dicht doun (Valthermond)

    Zie ook:
  4. Hij krig het achterhek

    hij heeft ook meegedaan, bijv. aan de ruzie, een diefstal etc.

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...