achterholden overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. achterhouden

    De waorheid hebt ze altied veur hum achterholden (Klazienaveen)

    Kom der non mor èerlijk met veur de dag en vertel mij alles zunder daj wat achterholdt (Hijken)

    Hie was penningmeester, mor hie hef wat geld achterholden

    het moet geen gewoonte worden

    Volgens mie het dai wat achterholden, want der is wat vort (Valthermond)

    IJ mut toch aaid wat achterhoolden

    daartoe is wel besloten

    Ien de oorlog hebt hiel wat boeren rogge achter eholden (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...