achterkamer in boerenhuis, waar men woonde en tevens kookte; er werd meestal ook gegeten en soms ook
De aachterkaomer was vrouger de aachterkeuken; doe stun daor de kookkachel (Anderen)
In de aachterkeuken zatten wai te eten, maor 's aovends zat wai in de veurste kaomer (Peize)
In de achterkeuken stiet moe te koken (Weerdinge)
het vertrek achter de keuken, bijkeuken (zw, zoz, vk, md), zie ook
pompstraot
geut