achterkeuken de
  1. achterkamer in boerenhuis, waar men woonde en tevens kookte; er werd meestal ook gegeten en soms ook

    De aachterkaomer was vrouger de aachterkeuken; doe stun daor de kookkachel (Anderen)

    In de aachterkeuken zatten wai te eten, maor 's aovends zat wai in de veurste kaomer (Peize)

    In de achterkeuken stiet moe te koken (Weerdinge)

    Zie ook:
  2. het vertrek achter de keuken, bijkeuken (zw, zoz, vk, md), zie ook

    pompstraot

    geut

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...