achterliek bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. achterlijk in groei of geestelijke ontwikkeling

    Dat is achterlieke rogge (Sleen)

    De eerappels binnen achterlijk (Erica)

    Dat kiend van de buren is wat achterlijk (Wapserveen)

    Zie ook:
  2. achterop geraakt(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Ik heb mij wat verslaopen en nou bin ik de hiele dag wat achterlijk mit het wark (Stuifzand)

    Dende die raust er deur, mor het wark is achterlijk (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...