achteroet II bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. achteruit

    Gao is een beetien achteruut! (Hollandscheveld)

    Dat was een beste klap achteruut

    duurt nog wel een tijdje

    Ie kunt hier zó achteroet, de nesse over (Beilen)

    Hij schrouwt as een katte die achteruut van de balken oftrökken wordt (Zuidwolde)

    Hij kan tot tien an toou tellen achteroet (Anloo)

    Laot de hond even aachteroet (Eext)

    Dat voor zaod moej wat inkörten, aans zakt e je achteroet (Borger)

    Hij was achteruut ekomen

    loopt op

    Oes volk woont wied achteroet (Balloo)

    Hij is almit al knap achteruut eboerkt (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. terzijde, afgezonderd

    Leg het breien mar even achteruut (Erica)

    Bij goeie tied möt er wat geld achteroet um armslag te hebben veur een mindere tied (Stieltjeskanaal)

    Hie is even achteroet

    zichzelf naar voren geschoven

    Zie ook:
  3. naar de wc

    Hij mus even achteroet (Beilen)

    Hij kan gooud achteroet

    zie ook

    Hij kan niet achteruut

    geloven

    Zie ook:
  4. het land op

    De boer is even achteroet (Buinen)

    Zuw nog even achteroet naor de biest kieken? (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  5. minder ontwikkeld, achtergebleven(Zuidoost-Drenthe)

    Hij is lang niet aachteroet

    zie ook

    Ik daacht: 'Doe bins niet aachteroet wicht'

    zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...