achteroetzetten onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. naar achteren zetten

    Wil ie die wagen even achteruutzetten? (Elim)

    die klok even een uur achteroetzetten (Hooghalen)

    Hij hef de klompen achteroetzet

    daar heb je veel werk aan

    Zie ook:
  2. wegzetten

    Der komp volk an, zet die koekies gauw achteruut (Ruinerwold)

    Zet dat mor achteroet, dat eet wij dat mörgen wal op (Gasselte)

    Ze hebben hom achteruutzet

    het vuil op zijn hoofd

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...