achteroverslaon sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. achterovervallen, achteroverslaan

    Hij sleug achterover van de stool (Beilen)

    De bliksem sleug zo dicht bij hum in, dat hie sleug zo aachterover (Anloo)

    Daor zal e wal niet van achteroverslaon

    zie ook

    Zie ook:
  2. achterover doen vallen

    Hij slat zien tegenstander achterover (Roden)

    Zie ook:
  3. in één beweging leegdrinken

    Hai sluig de borrel in ain keer achterover (Emmer Compascuum)

    In de gaank weg sleug ie dreei aachterover (Dwingelo)

    Hie hef heel wat aachteroverslaogen (Balloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...