achterpoot van een dier
De haze zit mit de achterpote in de strik (Ruinerwold)
Het veulen stiet nog niet te best in de achterpoten (Buinen)
Die koou trekt wat met de eein aachterpoot (Eext)
Hie stiet gauw op zien achterpoten
trapt zichzelf op de voorhoeven
achterpoot van een meubel
De achterpote van die knopstool is niet best mèer (Beilen)
Een stoel hef vèer poten, zit toch niet zo te wuppen op de achterpoten (Broekhuizen)
De achterpoot van het kamnet is hielmaol verwurmd (Oosterhesselen)