aker -s, de, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: aanker (Zuidwest-Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Zuid), aeker (Zuidwest-Drenthe Noord), aoker

  1. aker. De kleine werd gebruikt voor brij, melk, pap etc., maar ook voor pannekoeken, stroop, boter en

    Een grote aoker wur bruukt om het wasgooud in op te koken of um weckflessen dicht te maoken. Een kle (Eext)

    Der waren keupern akers, die van binnen vertind waren (Beilen)

    As der een kleine geboren was, gungen de buurvrouwen een akertien beschutenmelk brengen (Nieuw Dordrecht)

    Wij namen eerder een aker met soepenbrij met hen het wark (Zwinderen)

    Zie ook:
  2. eertijds de kookpot met veevoer die boven het vuur werd gehangen. Deze had drie kleine pootjes(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...