albegerig bijvoeglijk naamwoord, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)
  1. begerig naar alles

    Ze mouten mor nait zo aalbegerig wezen (Tweede Exloërmond)

    Hie is zo albegèrig, maor ienmaol krig e het lid op de neuze (Exlo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...