allienloper de
  1. alleenloper, zonder gezelschap rondlopend persoon of dier

    Een pink die an de slootkant vret, is een allienloper (Schoonlo)

    Met een alleenloper bedoolt ze bij oos een kind of ok wel een oldere met, die nooit vrinden of vrien (Anderen)

    Hij is vaok een alleeinloper, ...allènloper (Eext)

    Dat is een aordige alleinloper

    van een kromme voor of niet in één rij staande korenhokken

    Zie ook:
  2. vrijgezel

    Hie vernemp een koppeltien vrij jongs; wellen, die gien wichter hebt, een angesleuten troepien allee

    Bron: H. Tiesing Zie ook:
  3. enig kind(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...