amper bijwoord, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: aamper (Zuidwest-Drenthe), aamperties, amperies (Midden-Drenthe)

Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. nauwelijks, nog maar net

    Daor zuw wel aamper genog an hebben (Koekange)

    Hie is amper èerlijk (Sleen)

    Het vrus amper (Emmen)

    Hie kon het mar amper rekken

    als iem. te veel lawaai maakt

    Het is maor amper vertrouwd, zo allein bij aovend bij 't pad (Vries)

    Zie ook:
  2. bijna, nog niet helemaal

    Dat meisje was nog maar amper 14 jaor of het leup al achter de jongens an (Erica)

    Hij had het nog mar aamper ezegd, of daor haj het gedonder al (Fluitenberg)

    't Eten is nog amper klaor

    ? waar wil je dat laten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...