angloepen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. loerend aankijken

    Zit mij niet zo an te gloepen! (Eelde)

    De hele aovend hef e mij an zitten te gloepen (Padhuis)

    Die kan joe angloepen, net of e joe opvreten wil (Klazienaveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...