angraven sterk, werkwoord, (on)overgankelijk
  1. bijspitten

    Hij moet de kanten angraven (Sleen)

    Zo, het hoffie is ploougd, mor noou moe'k het nog even angraoven (Eext)

    De tumpen van de akker angraven (Ruinen)

    Zie ook:
  2. opschieten met het graven

    Most wat angraven, anders komst nooit kloor (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. in

    As ik nou 14 dagen graven heb, dan bin ik eerst angraven

    ademen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...