ankoppeln onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. toenemen in aantal

    De zaal was nog niet vol, toen het feest begunde, maor later koppelde het nog mooi an (Beilen)

    Het volk köppelt mooi an, het kan der nog wel ies vol worden (Zuidwolde)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...