ankrabben onovergankelijk, werkwoord, zwak
  1. een begin maken bij het rooien van aardappelen(Zuidoost-Drenthe)

    We meut eerst de kanten ankrabben, anders kan de rooier der nich veur (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. opschieten met rooien

    IJ moet wat ankrabben, aans kom wij der vandaag niet klaor met (Odoorn)

    Zie ook:
  3. aanharken(Zuidoost-Drenthe)

    Ie mut het veur de zundag nog een beetien ankrabben rondom huus (Nieuw Amsterdam)

    Met heuien moej even de staarten ankrabben (Sleen)

    Wij

    hebt de boonties wat an ekrabd, ze kwamen der wat boven

    met de schulden laten zitten

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...