alsmaar bezig zijn en langzaam vooruitkomen
Het geet niet zo hard mèer, mor wij krummelt staorig wat an (Hijken)
Hij is toch beheurlijk ankrummeld op die boerderij (Padhuis)
Laot hum maor krummeln! hij komt er wel (Roderwolde)
Zij krummelt mar wat an en komt nooit klaor (Erica)
langzaam in aantocht zijn
Daor kwaamp hij ankrummeln (Hoogeveen)