anlevern overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. opleveren

    Dat kuj wel geworden laoten, dat levert niks an (Klazienaveen)

    Het regent al 'n toertien, mor het levert niet an

    bijv. bij een bevalling

    Zie ook:
  2. leveren

    We kunt weer rooien, want we bint an eleverd

    grof voor: hij is overleden

    As iene in vief porties mut lèvern, dan mut hij nog veier anlèvern (Hoogeveen)

    Aj maar betaalt, wil de maalhandelaar wel anlèvern (Ruinerwold)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...