anmanen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. aanmanen, aansporen

    Wij zult hum is weer anmanen, as ie ok is betalen wil (Kerkenveld)

    Ik moe hum aal anmanen, hie schöt niks op (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...