anmarken overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. aanmerken

    Het was goud, der was niks op aan te maarken (Emmer Compascuum)

    Zie ook:
  2. van een merk voorzien

    De bomen, dei kapt zolden worden wurden anmaarkt (Vries)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...