anproten overgankelijk, sterk, werkwoord, zwak
  1. aanpraten, aansmeren

    IJ moet je in de winkel niks an laoten praoten (Coevorden)

    Zij hef de kiender de schrik an eproot (Hoogeveen)

    Zie ook:
  2. doorpraten

    Hai prat maor aal an, gienain kan der een woord tussen kriegen (Eexterveen)

    Zie ook:
  3. (zoz, md, kvd) overhalen

    Hie hef mij der toe anprot um met te doen (Sleen)

    Ze hebt net zo lang anproot, tot ik met gung op reis (Drouwen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...