opschieten met rijden
Ie mout wat anrieden, het is al zo laot (Roswinkel)
aanrijden
Hij hef mij anreden, toen ik stille stund (Geesbrug)
Hij kwam der zo mooi veurzichtig anrieden (Barger Oosterveld)
inrijden, beleren(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid)
Det jonge peerd mut goed an erene wurden, want hij kent nog niks (Koekange)