meenemen, roepen om mee te komen
Wij bint wend daw hen de zang mekaar anroept (Exlo)
Zij gaait er langes; moej heur even anroupen (Een)
Woj mij veur de vergadering wal even anroepen, dan gaow te hoop hen (Oosterhesselen)
omroepen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord)
De paander rup het bedrag an, woor het op inzet is
hij mag er niet meer in
de zaak of de partijen aanroepen, op de rol of terechtzitting uitroepen
Zie ook: