anschouwen overgankelijk, werkwoord, zwak
  1. gadeslaan, kijken naar

    Aanschouw dat kind zien gat ies (Oosterhesselen)

    Machtig, aj de netuur anschouwen (Smilde)

    Zie ook:
  2. waarderen

    Wij hebt Gèert te min anschouwd

    Bron: H. Tiesing Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...