anstikker -s, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe
  1. verlengstuk van een tafel, dat met twee uitsteeksels onder het tafelblad werd geschoven

    Wij harren ain taofel mit an weerkanten een anstikker (Roderwolde)

    Zie ook:
  2. aansteker

    Hij kun nich roken, hij was zien ansteker kwiet (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  3. aanstichter(Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Wele is de anstikker van dat praotie? (Hoogeveen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...