anstoten overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. aanstoten

    Steut mie toch nich aal an, gao ies wat opzied (Barger Oosterveld)

    Anstoten gebeurt bij een borrel drinken

    zie ook

    Zie ook:
  2. opduwen

    Oous auto döt het niet, kun wij hum met 'n kander niet even ansteuten? (Eext)

    As het pèerd het haost niet doen kan, dan stoot ij de wagen an (Sleen)

    Zie ook:
  3. hakkelen, stotteren

    Het proten geet niet zo good;

    hij stöt een beetie an (Hijken)

    Zie ook:
  4. alsmaar kuchen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie stöt aal an (Sleen)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...