Ook: antieden, antiƫn
Bron: J. Poortman & J. Poortman & Drentsche Volksalmanak & Drentsche Volksalmanak & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906aan de gang gaan(Zuidwest-Drenthe Zuid)
Wij zult even antien (Hollandscheveld)
Kwan jonges, wij meut weer antien (Ruinen)
sneller rijden met paard en wagen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
IJ moet wat antien (Sleen)
beschuldigen (wb), zie ook
antiegen