antimmern werkwoord, zwak, (on)overgankelijk
  1. opschieten met timmeren

    Doe most wat antimmern, anders komst nooit kloor (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. erbij timmeren, aanbouwen

    Toen ze trouwd binnen, hebben ze een stukkie bij het hoes antimmerd (Norg)

    Zie ook:
  3. erbij bouwen(Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)

    Het jonkvolk is hier ok meerder worden, het is hier aordig an etummerd

    is niet goed wijs

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...