aanvallen
Die hond is vals, hie valt je morzo an (Zwinderen)
toetasten
Moej
bij de laatste drie voor bijv. een baan (Sle) .
veurdaj anvalt? (Valthe)
gedijen, zich ontwikkelen(Kop van Drenthe, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Die wil niet anvallen, die blif maar mager (Hollandscheveld)
Het wil hum wel anvallen
te goedgevig zijn
aandringen(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)
Hie vul der zo op an, ik kun er niet veurweg (Sleen)