anwillen overgankelijk, sterk, werkwoord
  1. willen beginnen

    Het vuur wol nich an (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. willen vechten

    Toen ik hum de waorheid zee, weur e toch zo hels, dat e mij anwol (Hijken)

    Pas op, die kerel wil je an (Eext)

    Zie ook:
  3. passen, lusten(Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe)

    Het heui is niet best, mor de koenen wilt het goed an

    zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...