anzitten onovergankelijk, sterk, werkwoord
  1. aanzitten aan het avondmaal

    Zie ook:
  2. (er) aanzitten

    Daor moej niet aal met de vingers anzitten (Emmen)

    Ie meugt hier naargens anzitten (Eext)

    Zie ook:
  3. eraan vastzitten

    Je hebt je eigen bod verhoogd; wus ie niet daj der anzaten? (Zwiggelte)

    Der zit nog wal wat an an de handel

    van 'heet' meisje

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...