aperok de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Noord

Ook: aopen... (Midden-Drenthe), aop...

Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906
  1. onderrokje met lijfje(Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    De aperok zat achter met knopen vast, har gien mouwen en was maakt van blauw baoi (Sleen)

    maokt van waofelbaoi (Gasselte)

    was een garstekorrel ebreid liefie (Noordscheschut)

    De aoperok was vrogger ain van de veule rokken (Gieten)

    zie ook

    aopelief

    Zie ook:
  2. opvallend bontgekleurd kledingstuk van afwijkende vorm(Zuidwest-Drenthe Noord)

    Een koetsier op de bok had een aeperokkien an (Wapserveen)

    Zie ook:
  3. in

    Hij zit nog in de aoperok

    als verwensing:

    *Lange lange riegel/Twintig is een stiegel/Dertig is een aoperok/Veertig is een bonestok/Vieftig is (Anloo)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...