Ook: appelig (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe)
geappeld, met (vage) kringen op de huid
Het kiend hef zukke mooie appelde armpies (Hoogeveen)
Die schimmel is zo mooi appeld (Borger)
Een peerd met een appeld gat
was handtastelijk
Wat een vet wichtien en wat appelde narmpies (Sleen)