Ook: aoperdepo (Kop van Drenthe), aperepo, aprepo, apropo, ap(p)erepo (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), apperapo (Midden-Drenthe), apperpo, apperdepap (Zuidwest-Drenthe Zuid), apperdepo (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid)
Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906wel, wel! toe maar!
Aperdepo, dat is ook al 'n flink ventie (Erica)
Aoperdepo, wat was mai dat een slag (Een)
Wal aperdepo, moej die is zeen, wat een windbuul... (Hijken)
Aprepo, non heb ik ok wat omhans had (Vries)
à propos! Ho eens even! Wacht eens!
IJ zegt dat het zo mot gebeuren, mor apperepo, dat bin ik niet met je eens (Anderen)
Onze kroegholder zee vrouger: aperdepo jonges, het is 10 uur, deroet! (Peize)
Lat hij een huus zetten? Aprepo, daor kan ik oe nog wat aover vertellen! (Zuidwolde)
Het leek wel mooi, maor apperdepo
gezegd van een paard dat de tenen min of meer naar buiten gedraaid heeft, een afwijking die ook bij andere dieren voorkomt, bijv. bij honden