apporten onovergankelijk, werkwoord, zwak

Ook: apperteren, apporteren

  1. apporteren

    Die hond wil best apporten (Sleen)

    Ons hond wil wel staon veur het wild, mor niet apporteren (Peize)

    Een hond op apporteren zetten (Padhuis)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...