Ook: aarg (Kop van Drenthe), (Zuidwest-Drenthe Noord), aart(e), arft (Midden-Drenthe), erft (Midden-Drenthe), arg (Midden-Drenthe), arwte (Zuidwest-Drenthe Zuid), arfte (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), (Zuidwest-Drenthe), arft II, arg III
vuil, laag viezigheid, ook van soort schurft
Hij het aarf in 't gezicht (Een)
Hij haar aarft op de kop (Ekehaar)
De zwienen hebben een dikke aarg op de hoed
dat was de eigenlijke bedoeling (Row), zo ook
De smeerlap het een laog arf op de hoed (Een)
De biggen hebt een arf op de rugge (Rolde)
dom kind
narf
barg II
glans(Kop van Drenthe)
Der lig een mooie aarf op dat peerd (Een)