arft I -en, de, Kop van Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidoost-Drenthe (veengedeelte), Zuidwest-Drenthe, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Noord, Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: aarft (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Noord), arve (Zuidwest-Drenthe Zuid), art (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), aarte (Midden-Drenthe), (Veenkoloniën), erwt (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte)), aarde (Veenkoloniën), arf (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), aarfte (Zuidwest-Drenthe Noord)

  1. erwt

    Hij hef een harte zo klein as een arfte

    ik zal je met de gaffel slaan

    Hij hef een bek as een scheermes en een hart as een greune arfte (Hijken)

    Van gruine arften maakt ze snert (Barger Oosterveld)

    's Middaegs eet ze grauw arten mit resienen en stokvis

    een grote mond

    Wilde aarten is vogelwikke

    zie ook

    kwamen asmangs veur in het rogbrood, de aarften waren bitter (Eext)

    Wij bint gien spint erwten neudig om het uut te reken geen al te verre familie

    Mit een spint aarten biw nog femilie

    zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...