artiest -en, de
  1. kunstenaar

    Geweldig, wat een artiesten in dat circus (Sleen)

    Zie ook:
  2. rare snuiter

    Dat is ok een mooie artiest (Anderen)

    het tweede, kleine(re) gat aan de bovenkant van de kookkachel (Mep), zo ook Het veurste of het achterste gat

    scheuvelloper

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...