Ook: beinzeln (Zuidwest-Drenthe), benzeln (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))
slaan
Hij kwam die kwaojongen aover het mat in zien appelhof en doe hef hij ze deruut bèenzeld (Hoogeveen)
wild met iets omgaan(Veenkoloniën, Zuidwest-Drenthe Zuid)
Hij benzelt aordig slim met de peerde (Roswinkel)
hard werken
Het was alle dagen bèenzeln, zij zaten der altied tut de oren in het wark (Ruinerwold)
waden
Hij benzelde deur de modder (Valthermond)
lopen, rennen(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))
Moej hum zien wegbèenzeln (Valthe)