bòl III -len, de
  1. spit aarde, veen etc.

    De potstalmest weur in mooie veerkante bollen op het laand bracht (Eext)

    Hij smeet dei dikke bollen bolster achteroet of het niks was (Barger Oosterveld)

    Wij zeden bonken, mar as der nog een streepien bolster zat, neumde wij dat bol ofgooien. Dat gebeurd (Nieuw Dordrecht)

    zie ook

    Bol ofgooien

    hij komt er niet uit (Dwi), zie ook

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...