börg I -en, de, Midden-Drenthe, Midden-Drenthe, Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte), Zuidwest-Drenthe Zuid, Zuidwest-Drenthe Zuid

Ook: burcht (Midden-Drenthe), (Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte)), (Zuidwest-Drenthe Zuid), burch

Bron: Drentsche Volksalmanak
  1. borg, burcht

    ...en aj daor langs

    gungen kwaj bij de börg langs de Klenke in Oosterhesselen (Sleen)

    Ze deinde op de börg (Roderwolde)

    Ze had

    den een groot hoes, het leek wal een börcht (Beilen)

    In Rune hef vrogger een börcht ewest (Zuidwolde)

    Zie ook:
  2. aangebouwd of afgescheiden gedeelte aan boerderij, meestal als rentenierswoning(Zuidoost-Drenthe (zandgedeelte))

    Hie hef ter een börgien veuran zet (Sleen)

    Zie ook:
  3. mooie burgerwoning

    Hij hef der een mooi börgie staon (Eext)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...