Ook: band (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe)
band om te binden
De 2 korte baanies van de schoet wurden dan an mekaor knupt (Vries)
rand, strook(Midden-Drenthe)
Een baand deur het brood, dan is het brood niet gaor (Anderen)
Een dikke baand beton
Een koe met een witte baand over het kruus (Sleen)
band om iets
Wij hebt vandaag een flink stuk in de band kregen
ook in
De wind is oet de baand
de zon (Hijk), zie ook
Aj de klomp kapot harren, muuk de smid der een bandtien over (Schoonebeek)
De toete hef vèer iezern baanden veur de stevigheid (Zuidwolde)
Ik spaar die bandties niet
de zon komt er door (Oos), ...
As de eerder eine dood was, leupen ze mit een zwarte band um de arm (Barger Oosterveld)
Ie heurt ook vake van meinsen, die in heur jonge jaoren nooit ies uut de baand sprungen (Hollandscheveld)
spier even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen
Dei kou kan wel ies gauw kaalven, de banden binnen al weg (Eelde)
boekenband
Dat boek lig hielmaol oet de baand (Sleen)
rand van biljart
Hie kan geweldig over de baand speulen (Oosterhesselen)
geluidsband
Zie hebt oes vao op de baand opnummen (Emmen)
*Het kan beter van de zak as van de baand
ze zitten nog wat op de deel te vrijen