baand I banden, ba, de, Midden-Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe, Zuidoost-Drenthe, Zuidwest-Drenthe

Ook: band (Veenkoloniën), (Zuidoost-Drenthe)

  1. band om te binden

    De 2 korte baanies van de schoet wurden dan an mekaor knupt (Vries)

    Zie ook:
  2. rand, strook(Midden-Drenthe)

    Een baand deur het brood, dan is het brood niet gaor (Anderen)

    Een dikke baand beton

    Een koe met een witte baand over het kruus (Sleen)

    Zie ook:
  3. band om iets

    Wij hebt vandaag een flink stuk in de band kregen

    ook in

    De wind is oet de baand

    de zon (Hijk), zie ook

    Aj de klomp kapot harren, muuk de smid der een bandtien over (Schoonebeek)

    De toete hef vèer iezern baanden veur de stevigheid (Zuidwolde)

    Ik spaar die bandties niet

    de zon komt er door (Oos), ...

    As de eerder eine dood was, leupen ze mit een zwarte band um de arm (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  4. Ie heurt ook vake van meinsen, die in heur jonge jaoren nooit ies uut de baand sprungen (Hollandscheveld)

    Zie ook:
  5. spier even boven het begin van de staart aan weerskanten van het staartbeen

    Dei kou kan wel ies gauw kaalven, de banden binnen al weg (Eelde)

    Zie ook:
  6. boekenband

    Dat boek lig hielmaol oet de baand (Sleen)

    Zie ook:
  7. rand van biljart

    Hie kan geweldig over de baand speulen (Oosterhesselen)

    Zie ook:
  8. geluidsband

    Zie hebt oes vao op de baand opnummen (Emmen)

    *Het kan beter van de zak as van de baand

    ze zitten nog wat op de deel te vrijen

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...