baggeln II overgankelijk, werkwoord, zwak, Kop van Drenthe, Kop van Drenthe, Veenkoloniën, Veenkoloniën

Ook: baggern, bageln (Kop van Drenthe), (Veenkoloniën)

  1. baggerturf maken, zowel met de hand als machinaal

    Baggeln is vrogger wel daon in Veenoord. Dat was leeg vene. Die meensen daor nuumden ze hier 'korte-

    de wacht aanzeggen

    leibeugel

    als twee samenwerkende personen er beide niets van terecht brengen

    Hoge baggern dat is baggern van een stuk vene, waor de bovenste laog of is (Schoonoord)

    Op taofel baggern: As het blauwe veen ofgraven was en de darg was zitten bleven, dan gungen ze later (Barger Oosterveld)

    Zie ook:
  2. waden, lopen

    Gao weg, met je smèrige bienen deur de keuken hen te baggeln (Sleen)

    Hij baggelt er maor raor in um

    schilderij van borduurwerk

    Zie ook:
  3. een zandbad nemen(Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    De kippen lagen mooi in de zunne in het zaand te baggeln (Hijken)

    Zie ook:
  4. zich wentelen in zand, modder of stro(Veenkoloniën, Zuidoost-Drenthe (veengedeelte))

    Dat varken baggert graag in de modder (Koekange)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...