bak om iets in te bewaren etc.
Der zit gien törf meer in de bak (Barger Compascuum)
Dat was de bak, waor aj het varken op doodstaken. En as e dood was de bak umme kiepeln, het varken d (Ruinerwold)
Het bakkie weur op de heup dragen
een meevaller bij alle tegenslag
Ze hadden daor een volle bak
je hebt ook altijd geluk
Och, gooi dat mor in de bak
een koeflart
De bak omkeren
hij heeft het geluk aan zijn zijde
Ze staon in het bakkie
het lukt niet meer
deel van wagen of kruiwagen
De bak van de wupkarre mot even schoon maakt worden (Beilen)
voerbak
Gooi de bakken even veur de koenen (Sleen)
Jan, schoef ook maor an de bak
gezegd door de koopman; ik kom niet op mijn bod terug en als ik kom, bied ik minder
Ze gungen as zwienen an de bak (Hijken)
bie de bak
met als antwoord:
Van de bak naor het gemak
men moet niet teveel vragen, de koper moet ook wat verdienen (Hgv), zo ook
Hij kan niet an de bak kommen
gelukkig nieuwjaar (Dwi) *
mengbak bij het baggeren
De bak weur mit schotten in mekaar zet (Geesbrug)
het is mazzel, geen wijsheid (Wed);
baggelbak
kop
Koomt ies een keer laangs een bakkie koffie halen (Hoogeveen)
inhoudsmaat(Veenkoloniën)
Vief spint is bie ons ain bak (Valthermond)
Een bak is twei en een haalf spint (Emmer Erfscheidenveen)
vaar en een haalf spint (Gieterveen)
De regen vul bij bakken uut de lucht (Coevorden)
groot voorwerp
Wat hebt die een bak van een huus (Diever)
Een bak van een kerel
hij heeft nog geen woord gezegd
kweekbak
Kolde bak
dat klinkt niet
gevangenis
Mit al zien vechten, nou mut hij een paar maond de bak in (Koekange)
ijzeren trekschuit voor vervoer van turf (zo), zie ook bij
bakkien