halsstarrig, tegendraads, ontevreden
Ik wor der bakstallig van, van dat gezeur
reageer ik niet op
Die jong is slim bakstallig; hij gaait in de kont hangen (Roderwolde)
uitgelaten, balorig
As het tegen de vekaansie lop, bint de jongen altied zo bakstallig (Diever)