balorig bijvoeglijk naamwoord, bijwoord
  1. weerspannig, ongezeglijk

    Die jong is zo balorig, ij moet het hum wal hoe vaak zeggen, veurdat hij 't döt (Zweelo)

    Zie ook:
  2. ondeugend, baldadig, lastig, vervelend

    Wij kriegt vast aander weer, oenze jongen bint zo balorig (Kerkenveld)

    Zie ook:

Zoek meer voorbeeldzinnen...