Ook: wambeer
Bron: J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906 & J. Bergsma, Woordenboek, bevattende Drentsche woorden en spreekwijzen. Groningen 1906grote, grove kerel
As die bambèer je in handen krig, die brek je alle botten (Sleen)
wildeman, woest, ruw persoon, maar ook een man die druk is en altijd de eerste wil zijn(Midden-Drenthe)
Het is een goeie kerel, mor as e een borrel op haar, was het een bambeer (Zwiggelte)